Overzicht Werkwoorden Hoofdstuk Inhoud Vul de tabel in (L1) Vul het juiste woord in (L2) Vul het juiste woord in (L3) Vul het juiste woord in (L4) Vul de tabel in (L5) Vul het juiste woord in (L6) Vul het juiste woord in (L7) Vul het juiste woord in (L8) Zet de werkwoorden waar ze horen (L9) Zet de werkwoorden waar ze horen (L10) Zet de werkwoorden waar ze horen (L11) Zet de werkwoorden waar ze horen (L12) Zet de werkwoorden waar ze horen (L13) Zet de werkwoorden waar ze horen (L14) Zet de werkwoorden waar ze horen (L15) Zet de werkwoorden waar ze horen (L16) Zet de werkwoorden waar ze horen (L17) Zet de werkwoorden waar ze horen (L18) Schrijf het werkwoord op (Work-Wurkje) Schrijf het juiste werkwoord op (Want-Wol) Schrijf het juiste werkwoord op (Was-Wie) Schrijf het juiste werkwoord op (Thought-Tocht) Schrijf het juiste werkwoord op (Stood-Stie) Schrijf het juiste werkwoord op (Think-Tink) Schrijf het juiste werkwoord op (Stand-Stean) Schrijf het juiste werkwoord op (Shall-Sil) Schrijf het juiste werkwoord op (See-Sjoch) Schrijf het juiste werkwoord op (Saw-Seach) Schrijf het juiste werkwoord op (Run-Rin) Schrijf het juiste werkwoord op (Must-Moat) Schrijf het juiste werkwoord op (Have-Haw) Schrijf het juiste werkwoord op (Live-Libje) Schrijf het juiste werkwoord op (Had-Hie) Schrijf het juiste werkwoord op (Go-Gean) Schrijf het juiste werkwoord op (Gave-Joech) Schrijf het juiste werkwoord op (Give-Jou) Schrijf het juiste werkwoord op (Fly-Flean) Schrijf het juiste werkwoord op (Did-Die) Schrijf het juiste werkwoord op (Can-Kin) Schrijf het juiste werkwoord op (Could-Koe) Schrijf het juiste werkwoord op (Am-Bin) Schrijf het juiste werkwoord op (Become-Wur) Vorige les Terug naar Fries Volgende les